Glossarium
Inleiding
In dit glossarium, of conceptueel kader, geven we een lijst van de begrippen die binnen het Baptistenseminarium, en binnen onze manier van 'theologiseren' een belangrijke rol vervullen. Deze begrippen zijn vaak brede discussies in zichzelf over het hoe en wat van theologie; het zijn ook de discussies die we belangrijk vinden om met elkaar te voeren, zonder dat we het met elkaar eens hoeven te zijn. In de minor 'missionair leiderschap' worden deze begrippen van verdere context voorzien. Hieronder geven we, naast een korte introductie-tekst, ook een aantal leestips, zowel basaal als gevorderd, om je te kunnen verdiepen in de begrippen. De literatuur hieronder overlapt deels met de literatuur in de colleges, maar wil ook aanvullend zijn.
We hebben in dit glossarium voor een alfabetische volgorde gekozen, met uitzondering van het eerste item, ‘Doing Theology’ dat een inleiding geeft in het geheel. Er zit dus niet persé een logica in de volgorde; enkele items hebben vooral met de ‘methode’ van Doing Theology te maken (zoals narratieve theologie en geleefd geloof), anderen gaan meer over de manier van leiderschap (Leadership by Interpretation) waartoe we hopen op te leiden (Onze tijd, onze bronnen, onderzoekszin); door het geheel loopt een missionaire drive (Missio Dei), en komt regelmatig de naam van James McClendon naar voren, ook wel onze ‘huistheoloog.’
Inhoudsopgave:
Doing Theology
De Bijbel en de Baptist Vision
Geleefd geloof
James Wm McClendon
Leadership by interpretation
Missio Dei
Narratieve theologie
Onderzoekszin
Onze bronnen en traditie: Anabaptistme / Baptisme / Evangelicalisme
Onze tijd: Post-christendom, post-christelijk, post-modern
Doing Theology
'Doing Theology' (soms gebruiken we de langere uitdrukking 'doing theology the baptist way') gaat over de wijze waarop wij willen theologiseren. Het is een herkenbare manier van theologie bedrijven, vanuit de baptistische stroming, in het bijzonder verwoord door James McClendon. Deze manier van theologie bedrijven begint bij de concrete praktijk van de geloofsgemeenschap, bij geleefd geloof, zoals James McClendon al in 1974 zei (p.35):
The best way to understand theology is to see it, not as the study about God […], but as the investigation of the convictions of a convictional community, discovering its convictions, interpreting them, criticizing them in the light of all that we can know, and creatively transforming them into better ones if possible.
De gemeente is hiermee het laboratorium van de theologie. We nemen het gewone leven in de gemeente uiterst serieus. We waarderen het, maar durven het ook kritisch te bevragen in het licht van de Schrift en in gesprek met academische theologie (Bijbelse, systematische en historische), alsmede de dialoog met de cultuur en de wetenschap.
‘Doing Theology’ onderscheidt zich van theologie die insteekt bij het definiëren van geloofswaarheden, proposities en principes, door ervan uit te gaan dat theologie gebeurt en tot ons komt in verhalen (zie ‘narratieve theologie’), verhalen uit de Schrift over hoe God zich kenbaar maakt en op weg gaat met mensen, maar ook verhalen van gewone mensen die God hebben ontmoet in hun leven. ‘Doing Theology’ betekent vervolgens ook een improvisatie waarin we het verhaal van het Evangelie zo goed en oprecht als we kunnen opnieuw vertellen, situationeel en belichaamd in onze eigen levens en in de gemeente. Juist die complexe werkelijkheid maakt dat er niet altijd simpele antwoorden te geven zijn, maar dat er van ons een voortdurend ‘theologiseren’ wordt gevraagd, een richting zoeken naar de wil van Christus ('discernment', onderscheidingsvermogen). Het gaat daarin niet slechts om het goede antwoord kennen en geven, maar bovenal om ‘ethiek’, discipelschap of navolging: het antwoord geven, en ernaar streven het te leven en belichamen. ‘Doing Theology’ is dus een levenshouding van Jezus willen volgen in de cultuur en de plaats waar we zijn.
Hoewel we qua taalgebruik vooral spreken over ‘Doing Theology,’ zijn er met name binnen de Praktische Theologie vergelijkbare ‘methodes’ ontwikkeld, die we op dezelfde manier gebruiken, zoals (Praktisch) Theologische Reflectie, Theological Ethnography en Lived Theology. Bij al deze vormen gaat het om een geloof dat zoekt naar inzicht ('fides quaerens intellectum'). Daarin gaat het om nieuwsgierigheid, een 'leerling' willen zijn, liefde voor kennis en inzicht en een open en tegelijkertijd kritische houding. In dat kader spreken we ook van ‘onderzoekszin’.
Introducerende literatuur:
- Leer, van der, T., Zo zijn onze manieren! In gesprek over gemeentetheologie (Barneveld: Baptisten Seminarium, 2009). Zie in het bijzonder hoofdstuk 1, p.7-22.
Verder lezen:
- Volf, M., & Croasmun, M., For the Life of the World: Theology That Makes a Difference (Grand Rapids: Brazos Press, 2019), zie in het bijzonder hoofdstuk 5 'Lives of Theologians' (p. 115-148)
- Scharen, C., & Vigen, A. M., Ethnography as Christian Theology and Ethics (London: Continuum International Publishing, 2011).
De Bijbel en de Baptist Vision
Als baptisten en evangelischen willen we mensen van ‘het boek’ zijn en hopen we een liefde voor de Bijbel uit te dragen, ons erin te verdiepen en ons erdoor te laten gezeggen. Tegelijkertijd beseffen we dat de interpretatie van de Bijbel geen simpele taak is, en onze beste inspanningen vraagt: Enerzijds kundige exegese, waarin we niet bang zijn om spannende vragen te stellen en ook te laten terugkomen naar de tekst; tegelijkertijd een spannende hermeneutiek die ons uitdaagt – vooral via de lijn van de narrativiteit – om in onze tijd in de verhalen te stappen van David, Ester, Mozes, Petrus, Judas, etc.
James McClendon stelt dat de hermeneutische sleutel waarmee baptisten naar de Bijbel kijken is: ‘this is that, then is now’. Als baptisten samen het woord openen, dan vindt daar narratieve identificatie plaats: Ons verhaal wordt het verhaal van het Nieuwe Testament (‘this is that’): Wij wachten in de bovenkamer op de Geest – samen met de discipelen; met Petrus voelen we de schaamte over ons eigen verraad van de Heer; met Maria ervaren we de hoop bij het zien van het open graf. Tegelijkertijd kijken we naar het eschaton, en beleven dat het straks nu al is aangebroken in ons midden (‘then is now’). We vieren in de gemeenschap het herstel van relaties d.m.v. vergeving, zien tekenen van Gods Geest in het nu en we proberen te leven alsof het Koninkrijk al is aangebroken. Deze Baptist Vision wordt met name zichtbaar in wat McClendon de ‘powerful practices’ noemt: De praktijken van de gemeente die de identiteit fundamenteel bepalen. Denk aan het avondmaal: Bij het vieren daarvan zitten we in het nu toen aan tafel met Jezus en de discipelen, en zien we Jezus het brood breken – we gedenken zijn dood, maar zien uit naar het moment dat we samen met Jezus de wijn zullen drinken in het Koninkrijk (Mat 26:29). Maar ook de doop – waarin we ons identificeren met het lijden en sterven van Jezus en tegelijkertijd het nieuwe leven van de opstanding proeven. Dit geleefde geloof van de gemeente beschrijven is wat we bedoelen met Doing Theology.
De Baptist Vision is enerzijds een eenvoudige, biblicistische en bijna naïeve sleutel, waarin sterk het geloof spreekt dat God direct tot ons spreekt door zijn Woord. Tegelijkertijd vraagt het van theologen de kundigheid om de Bijbelse verhalen opnieuw te vertellen en spannend en relevant te maken voor de context van vandaag. De rol van de pastor als hermeneut en gids.
Introducerende literatuur:
- Parushev, P.R., ‘Doing Theology in a Baptist Way,’ in: Leer, T. van der, Zo zijn onze manieren! In gesprek over gemeentetheologie (Barneveld: Baptisten Seminarium, 2009), 7-22.
- McClendon, J., Ethics (Nashville: Abingdon, 2002)
- Bender, H.S., ‘The Anabaptist Vision’, 1944 (te raadplegen op: https://www.goshen.edu/mhl/Refocusing/d-av.htm)
Geleefd geloof
In de lijn van Doing Theology, zien we theologie niet in de eerste plaats als een intellectuele oefening, maar als een oefening in het leren kennen van en leven met en voor God, gepraktiseerd in de lokale gemeenten. En niet slechts met woorden, maar juist ook in allerlei praktijken (zoals de zorg naar elkaar, de verkondiging naar buiten, en de aanbidding van God).
De bestudering van alledaags geloof, geleefd geloof, is tegenwoordig een gangbare manier van theologie bedrijven, en vooral in de Praktische Theologie uitgewerkt. Het vraagt echter ook om een manier van kijken die de complexiteit van de geleefde werkelijkheid serieus neemt; het vraagt om oog, niet alleen voor wat mensen zeggen, voor woorden en teksten, maar ook voor praktijken, rituelen, materie en relaties, evenals naar biografie, karakter, omstandigheden, traditie en cultuur. Het vraagt om aandacht voor de complexe verhouding tussen allerlei verschillende stemmen die in de praktijk opkomen, die allemaal potentieel theologisch zijn. Een behulpzame methode om ‘geleefd geloof’ te onderzoeken is beschreven door theologe Helen Cameron. Ze werkte een model uit, waarin ze spreekt van verschillende theologische stemmen:
- Operant theology gaat over de theologie in de praktijken van een geloofsgemeenschap, vaak op een belichaamd en pre-reflexief niveau; je kunt bijvoorbeeld denken aan de zorg voor elkaar op een kring, hoe mensen een gemeente als warme familie kunnen ervaren, over een ritueel als het avondmaal, of de gewoonte van een gebed voor de maaltijd. Nog voor dat er iets gezegd wordt, communiceren deze praktijken al betekenis, zeggen ze iets over de manier waarop mensen in het leven staan.
- Espoused theology gaat over de bewuste betekenisgeving die een persoon of een groep geeft aan wat ze gelooft. Het gaat daarbij om een doopgetuigenis, om een antwoord op de vraag wat Kerst betekent, of een visie-statement op de website van een gemeente.
- Normative theology betreft de theologie die als gezaghebbend geldt; dat kan zijn een beroep op de Schrift, een verwijzing naar de Dordtse leerregels (of juist niet) of een geloofsbelijdenis. Maar het kan ook het beleid van een kerk zijn rondom thema's als seksualiteit, lidmaatschap en financiën.
- Formal theology is de theologie van de 'theologen', de theologie van de academie, soms ook wel aangeduid als secundaire theologie (als reflectie op de primaire theologie, zoals die in de gemeente gebeurt).
Dit model biedt een behulpzame benadering van hoe theologie in de praktijk tot ons kan komen. Wat het model goed laat zien is dat theologiseren dus ook een voortdurend gesprek is tussen deze verschillende stemmen en voortdurend in beweging. Het laat ook zien dat er verschil of spanning kan zitten tussen deze stemmen. Er kan verschil zitten tussen wat mensen zeggen dat ze geloven en dat wat ze doen; en idem dito kan het alledaagse geloof van mensen op gespannen voet staan met de 'norm' die de kerk voorstaat. Het bestuderen van geleefd geloof is daarmee een rommelige oefening.
Een belangrijke constatering daarin is dat geloven niet plaatsvindt in een eenzijdige, christelijke monocultuur, maar dat er in onze moderne, geseculariseerde, kapitalistische netwerksamenleving op allerlei manieren aan ons getrokken wordt. Cultuur en geloof zijn onherroepelijk met elkaar verbonden (inculturatie), spreken beide tot ons, spreken onze verlangens aan en beïnvloeden ons, zowel positief als negatief. De rol van de theoloog is niet om makkelijke antwoorden te geven, maar volop in dat leven en in de cultuur te durven gaan staan, om daarin luisterend, onderscheidend, improviserend en gidsend de weg van geloof te gaan.
Introducerende literatuur:
- Ward, P., Introducing Practical Theology: Mission, Ministry and the Life of the Church (Grand Rapids: Eerdmans, 2017)
- Cameron, H., Talking about God in Practice: Theological Action Research and Practical Theology (London: SCM Press, 2010)
Verder lezen:
- McGuire, M. B., Lived Religion: Faith and Practice in Everyday Life (Oxford: Oxford University, 2008)
- Ganzevoort, R., & Roeland, J. 'Lived Religion: The Praxis of Practical Theology', in: International Journal of Practical Theology, 18(1), (2014), 91–101.
James Wm McClendon
De enige persoon op deze lijst is James McClendon, onze zgn. 'huistheoloog'
Zijn uitgangspunt kan worden samengevat als radicaal christelijk materialisme: het christendom gaat over het kennen en gehoorzamen van Christus zo belichaamd als maar kan; als individuele volgeling van Christus, en als een deelnemer in zijn gemeenschap. Het christelijk geloof materialiseert, het wordt zichtbaar; als het dat niet wordt is het slechts schijn of zelfs vals. Deze nadruk op de moraliteit van belichaamde aanwezigheid – van de zichtbare kerk - komt automatisch met de geschiedenis en de levende traditie van de baptisten, de wederdopers en de ‘Free Church’ traditie. Belangrijke stemmen uit deze stroom hebben altijd de nadruk gelegd op de op Christus gerichte zichtbaarheid van het christelijk geloof.
James Wm. McClendon (1924-2000) kan worden gekarakteriseerd als een inspirerende Atlantische theoloog. Zijn drie delen over systematische theologie laten een grondige kennis van Europese en Amerikaanse theologie zien; in het bijzonder in zijn poging om de baptistische traditie opnieuw tot leven te brengen. Hij combineert een vrijkerkelijke mentaliteit met robuuste oriëntaties op Karl Barth, het anabaptistisme en de narratief-hermeneutische benadering traditie (en in de lijn met denkers als John Howard Yoder, Stanley Hauerwas, et al.). Zijn theologie geeft daarmee een eigentijdse presentatie van de baptistische traditie, die de uitdaging van zijn tijd serieus wil nemen.
Introducerende literatuur:
- Bakker, H., & Drost, D., Andersom: Een introductie in de theologie van James Wm. McCLendon (Amsterdam: Baptistenseminarium, 2014)
Verder lezen:
- McClendon, J. W., Ethics (Nashville: Abingdon, 2002)
- McClendon, J. W., Doctrine (Nashville: Abingdon, 1994)
- McClendon, J. W., Witness (Nashville: Abingdon, 1994)
- McClendon, J. W., Biography as Theology: How Life Stories Can Remake Today’s Theology (Nashville: Trinity Press International, 1974)
Leadership by interpretation
Met interpreterend leiderschap, of het Engelse ‘leadership by interpretation’, leiden we op tot een bepaalde vorm van geestelijk leiderschap. We geloven dat de 21e eeuw vraagt om experts die zowel onze huidige cultuur als ook de eigen bronnen en tradities goed kunnen lezen en verbinden; zich laten raken en weten te verbinden. Alleen als je jezelf, de bronnen en de tijd goed verstaat kun je relevant pastoraal (bemoedigend) en profetisch (storend) spreken en handelen. In de dynamische tijd waarin we leven wordt voortdurend een appel gedaan op de hermeneutische vaardigheden van de leider. Deze moet met zijn/haar tijd mee, en weet in nieuwe taal, verhalen en beelden het goede nieuws van het evangelie van Jezus Christus op relevante wijze te verbinden aan mensen van deze tijd – zowel mensen die binnen de kerk zijn gepokt en gemazeld, als mensen die nog nooit het evangelie hebben gehoord.
Naast interpreterend leiderschap besteden we op het seminarium ook aandacht aan de manier van leidinggeven, leiderschap dat moedig is, ruimte geeft, kwetsbaar durft te zijn, authentiek is. We gebruiken hiervoor het boeken van Simon Walker over Undefended Leadership.
Introducerende literatuur:
- Eugene H. Peterson, Dragende delen: Pastor zijn op authentieke wijze (Capelle a/d IJssel: Ekklesia, 1995)
- Abrahamse, J., ‘'I’m proud to be maladjusted': Zijn dominees vandaag nog onder de profeten?’, in: Kontekstueel: Tijdschrift voor gereformeerd belijden nu 32/6 (2018): 17-20.
- Simon P. Walker, Leiding geven vanuit wie je bent: Het geheim van Undefended Leadership ontdekken (Amersfoort: Instituut voor Undefended Leadership, 2019)
- Volf, M., Captive to the Word of God: Engaging the Scriptures for Contemporary Theological Reflection (Grand Rapids: Eerdmans, 2010)
Missio Dei
Missio Dei is een term die in de 20ste eeuw opkwam om woorden te geven aan het inzicht dat missie Gods initiatief en Gods activiteit is. God de Vader zendt de Zoon, de Vader en de Zoon zenden de Geest, en Vader, Zoon en Geest zenden de kerk de wereld in (Joh 20). Dat kleurt de manier waarop we kerk zijn, waarop we de Bijbel lezen, waarop we theologie bedrijven en in de wereld staan. De term is op veel verschillende manieren uitgelegd en levert daarom ook de nodige theologische discussies op. De wijze waarop wij er invulling aan willen geven is door te theologiseren vanuit de lijnen dat (a) God een missionair God is, (b) dat de kerk participeert in Gods missie en (c) dat de kerk daarom in haar aard missionair is.
Theologiseren vanuit de Missio Dei daagt uit om opnieuw na te denken wat bekende theologische concepten, zoals het Koninkrijk van God, maar ook het heil en zelfs het Evangelie vandaag de dag betekenen. Als zodanig bevraagt het een eenzijdige nadruk op individuele soteriologie die het ‘heil’ uitsluitend ziet als de redding van individuen met het oog op het leven na de dood.’ Missio Dei betreft een theologisch verhaal waarin de hele schepping (inclusief het individu) onderdeel zijn van Gods reddende en herstellende heilswerk.
Introducerende literatuur:
- Chris Wright, De Bijbelse missie: Gods opdracht voor zijn kinderen (Amersfoort: de Vuurbaak, 2011)
- Paas, S., Vreemdelingen en priesters: Christelijke missie in een postchristelijke omgeving (Utrecht: Boekencentrum, 2015)
- N.T. Wright, Hoe God koning werd: het vergeten verhaal van de evangeliën (Franeker: van Wijnen, 2014)
Verder lezen:
- Pikkert, P., The Essence and Implications of Missio Dei: An Appraisal of Today's Foremost Theology of Missions (Ancaster: Alev Books, 2017)
- Wright, C. J. H., The Mission of God: Unlocking the Bible’s Grand Narrative (Downer’s Grove: InterVarsity Press, 2006)
- Bosch, D. J., Transforming Mission: Paradigm Shifts in Theology of Mission (New York: Orbis Books, 1991)
- Flett, J., The Witness of God: The Trinity, Missio Dei, Karl Barth and the Nature of Christian Community (Grand Rapids: Eerdmans, 2010)
Narratieve theologie
Narratieve theologie ontstaat in de jaren zeventig, met name als reactie op het ‘foundationalism’ van de moderne periode, waarin wetenschap uitging van een universeel waarheidsbegrip gebaseerd op bepaalde kennisfundamenten. Met name in de evangelische traditie van het fundamentalisme, is deze visie op waarheid erg invloedrijk geweest – theologische kennis bouwt voort op enkele onherleidbare geloofsproposities, en vandaar hoeven we slechts nog principes en waarden af te leiden. Echter, met de opkomst van het postmodernisme is deze visie steeds problematischer geworden, aangezien deze startposities zelf ook gesitueerd blijken te zijn. Er ontstaat een nieuwe manier van theologiseren, de narratieve theologie, die haar uitgangspunt niet neemt in een aantal abstracte beginposities (en de cognitieve manier van geloven die daarbij hoort), maar die het startpunt neemt in het bijbelse verhaal en dat verhaal als het ware ‘opvoert’ (de Missio Dei is in dat opzicht een goed voorbeeld van narratieve theologie).
Met verhalen bedoelen we overigens niet dat iets niet echt gebeurd zou zijn; verhalen gaan veel meer over de manier waarop we onszelf en de wereld om ons heen verstaan. Het gaat om onze duiding, onze interpretatie en zienswijze van de realiteit. Er ontstaat ook meer zicht op de mens als een ‘lived document’, die betekenis geeft aan zijn leven door middel van narrativiteit. Neem nou het eigen levensverhaal, dat iedereen op een eigen manier vertelt. Maar ook theologisch: In de kerk wordt het verhaal van God verteld. Ook in de Bijbelwetenschappen ontstaat meer oog voor het narratieve karakter van de Schrift. En ook in de theologische ethiek wordt duidelijk dat het werken met algemeen geldende principes problematisch is; Jezus leert ons geen set van regels, maar weet ons situationeel en dialogisch juist steeds waarheden aan te reiken door verhalen en gelijkenissen. Dit vraagt om een kundige hermeneutiek, die zowel in staat is verhalen uit de omliggende cultuur te exegetiseren (politieke partijprogramma’s, culturele praktijken en dominante denkbeelden), als ook deze in verband te brengen met de verhalen uit het evangelie.
Narratieve theologie gaat voor ons om het leren leven in het verhaal van Jezus. Dat is spannender, omdat verhalen niet altijd kloppen, en ruimte bieden voor de paradox (ons falen, onze angst of moed, etc). Verhalen bepalen ons daarin bij de eschatologische spanning en de paradox die er zit in de grammatica van het geloof; geloven vindt plaats tussen kyrie en gloria, kruis en opstanding, tussen wachten en ontvangen, tussen vertwijfeling en zekerheid, klacht en lofprijzing, reeds en nog niet. In verhalen komt die weerbarstigheid tot leven; ze verrassen, troosten, ontmaskeren, storen, geven ruimte en richting. Daarbij dwingen ze ons ook om ons oordeel uit te stellen, omdat het verhaal nog niet is afgelopen.
Introducerende literatuur:
- Ganzevoort, R., ‘Narratieve benaderingen in de praktische theologie’ in Humanistiek 12 (47), 61-70 (digitaal te raadplegen via http://www.ruardganzevoort.nl/pdf/2011_Narratieve_benaderingen.pdf)
- McClendon, J., Ethics (Nashville: Abingdon, 2002), met name hoofdstuk 12, 327-351.
- Michener, R. T., Postliberal Theology: A Guide for the Perplexed (London: Bloomsbury, 2013)
Verder lezen:
- Frei, Hans, The Eclipse of Biblical Narrative: A Study in Eighteenth and Nineteenth Century Hermeneutics (New Haven: Yale University, 1980)
- Lindbeck, George, The Nature of Doctrine. Religion and Theology in a Postliberal Age (Louisville: Westminster John Knox Press, 1984)
Onderzoekszin
Met onderzoekszin bedoelen we een kritische nieuwsgierigheid naar kerkelijke praktijken en geleefd geloof. Het gaat om het beter, verder en dieper leren kijken, met als doel de werkelijkheid in al zijn complexiteit te leren zien in Gods licht. In dat opzicht is onderzoekszin nauw verbonden aan ‘leadership by interpretation’: van een leider wordt verwacht dat hij/zij gedegen kennis van zaken heeft, weet waar hij/zij het over heeft (theorie) en weet hoe hij/zij moet kijken (methode). Tegelijkertijd is het verbonden met discipelschap, met leerling zijn. We pleiten dus voor een open en kwetsbare houding van nieuwsgierigheid, geworteld in de Schrift en gedegen theologie, die onderzoekend en liefhebbend de wereld tegemoet treedt. Een houding van verwondering, die enerzijds leidt tot waardering, wanneer schoonheid, liefde en recht worden ontdekt. Anderzijds ook scherpte en kritiek wanneer misstanden, patronen van uitsluiting of zonde aan het licht komen.
De focus op ‘onderzoek’ in het woord onderzoekszin verwijst ook naar de liefde voor kennis en het zoeken naar waarheid, en verbindt ons daarmee ook met de maatschappij, en in het bijzonder de academie (zowel HBO als WO). De claim van het christelijk geloof dat een christelijke visie op de wereld universeel is, vraagt van ons dat we ons ook durven te begeven in het publieke debat; het vraagt verantwoording. Voor de theoloog betekent dat een bekwaamheid om daarin te opereren; een eigen verhaal te kunnen vertellen op een moedige en weerbare manier, met openheid voor dialoog en kritische bevraging. Onderzoekszin omhelst daarin ook dat we bekwaam durven te opereren in hoogwaardige kennisontwikkeling op de academie.
Introducerende literatuur:
- Volf, M., & Croasmun, M., For the Life of the World: Theology That Makes a Difference (Grand Rapids: Brazos Press, 2019)
Onze bronnen en traditie: Anabaptistme / Baptisme / Evangelicalisme
We zijn een seminarium dat in de traditie van het baptisme staat, of beter gezegd in een stroom van bij elkaar horende tradities. Het woord traditie heeft vaak een lading van stil blijven staan in een gestold verleden, of het vast blijven houden aan 'hoe het hoort'. Zo bedoelen wij het niet! Traditie gaat in de eerste plaats over het overgedragen krijgen van het geloof; het plaatst ons in een lijn, in een geschiedenis, in een gemeenschap waarin we voortbouwen op eerdere generaties. Onze tijd stelt nieuwe vragen, vraagt om nieuwe antwoorden; daarmee is de baptistentraditie voortdurend in beweging, of zoals Olof de Vries het mooi verwoordt: ‘Baptisme is niet van de eeuwigheid maar van de tijd. Het baptisme is een historisch fenomeen (de Vries, 2009, p.23).
Regelmatig maken we op het seminarium verschil tussen ‘Baptists’ (met een hoofdletter) en ‘small b baptists’, een onderscheid geïntroduceerd door James McClendon. ‘Baptist’ verwijst naar de baptistische traditie zoals die is ontstaan in 1609, in de gemeenschap van John Smyth en Thomas Helwys, een traditie die zich daarna vooral in Engeland en de Verenigde Staten heeft ontwikkeld, en begin 19e eeuw in de bediening van Johannes Elias Feisser weer gestalte kreeg in Nederland. Het ‘baptisme’ met een kleine ‘b’ verwijst naar de bredere stroom van vrijkerkelijke groepen, die veelal een congregationalistisch gemeentemodel kennen; daarbij behoren o.a. ook dopersen, piëtisten en pinkstergroepen.
De vraag naar traditie gaat niet in de eerste plaats om de bestudering van wat geweest is; het gaat vooral om het vinden van oriëntatie in het nu, kijkend naar de toekomst. Wie zijn we? Welke aspecten uit het verleden vinden we belangrijk? Wat laten we los? Traditie vindt zich zelf dus steeds opnieuw uit. De baptistentraditie zoals we die kennen is een versmelting van verschillende stromingen, in het bijzonder het anabaptisme, het puritanisme (en calvinisme), en de evangelische opwekkingsbewegingen. Aan het seminarium bestuderen we al deze stromingen, en zoeken we tegelijkertijd naar de vraag welke elementen uit het verleden richting geven voor de geloofsgemeenschap van nu. In navolging van McClendon en anderen is daarin een belangrijk oriëntatiepunt juist het anabaptisme, in aspecten als het zichtbaar volgen van Jezus en in de ethiek die zich centreert rondom de Bergrede (bijv. rondom geweldloosheid). Tegelijkertijd staan we als seminarium niet op een eilandje, en begeven we ons in een breder oecumenisch gesprek waarin kerkelijke identiteiten en de vraag naar kerk zijn anno 2020 intensief worden bevraagd.
Introducerende literatuur:
- Henk Bakker, De weg van het wassende water: Op zoek naar de wortels van het Baptisme (Zoetermeer: Boekencentrum, 2008)
- Olof de Vries, Gelovig gedoopt: 400 jaar baptisme, 150 jaar in Nederland (Kampen: Kok, 2009)
Verder lezen:
- Curtis W. Freeman e.a. (eds.), Baptist Roots: A Reader in the Theology of a Christian People (Valley Forge: Judson Press, 1999)
- David W. Bebbington, Baptists Through the Centuries. A History of a Global People (Waco: Baylor University Press, 2010)
- Keith Jones, A Believing Church. Learning From Some Contemporary Anabaptist and Baptist Perspectives (Didcot: Baptist Union of Great Britain, 1998)
- Hans-Jürgen Goertz (ed.), Profiles of Radical Reformers: Biographical sketches from Thomas Müntzer to Paracelsus (Kitchener: Herald Press, 1982)
Onze tijd: Post-christendom, post-christelijk, post-modern
Deze drie ‘post‘-termen bepalen ons in een notendop bij de enorme transities die in de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden met name in West-Europa en Noord-Amerika. Ze zijn cruciaal in het verstaan van de kerk en haar rol in en relatie tot de wereld. Met name in de missiologische literatuur zijn deze concepten relevant. Hoewel met elkaar verwant gaan ze over verschillende invalshoeken en perspectieven.
De term post-christendom verwijst naar het einde van de ‘christendom’ periode, waarmee wordt aangegeven de periode vanaf de bekering van keizer Constantijn, het edict van Milaan en vervolgens de verwording van het christelijk geloof tot staatsgodsdienst in 380. Van vervolgde minderheidsgodsdienst komt het christelijk geloof in het centrum van de macht. De term ‘christendom’ wordt vervolgens gebruikt, ofwel om te verwijzen naar het gebied waar christelijke koningen heersten; of naar de periode die ongeveer 1500 jaar duurde, waarin er een diepe relatie was tussen ideologie, territorium and beschaving. Nauwe banden bestonden tussen de leiders van de kerk en de politieke machthebbers, en vrijwel iedereen behoorde tot de kerk. De Reformatie maakte deze relatie complexer, omdat de eenheid van de westerse kerk doorbroken werd, en gebieden een bepaalde dominante religieuze kleur kregen (Katholiek, Luthers, Gereformeerd, etc.), maar was niet per definitie tegen de vermenging van kerk en staat. Het waren echter de anabaptisten die al vrij vroeg pleiten voor een ‘radicale’ optie, waarbij het koninkrijk van God en het koninkrijk van de wereld op gespannen voet met elkaar staan. Al in de 18e en 19e eeuw komt deze verhouding tussen kerk en staat steeds meer onder druk te staan, en wordt geleidelijk aan losgelaten. Tot ver in de 20e eeuw trekt het christendom diepe sporen in onze cultuur (tot op heden ten dage). De term ‘post-christendom’ verwijst echter naar het ineenstorten van de kerkelijke macht, in Europa en Noord-Amerika. De kerk is verdwenen naar de marge, en moet haar plek vinden in een pluriforme en gefragmenteerde wereld waarin er geen leidend verhaal meer is.
De term ‘post-christelijk’ verwijst naar een samenleving waarin het christelijk geloof niet langer gangbaar is. Het is een keuze geworden van een minderheid. De term verschilt daarin met ‘post-christendom’ – waar het vooral gaat over de verschuiving in de politieke verhoudingen en de kerk – dat het bij het begrip ‘post-christelijk’ vooral gaat over de verschuiving in geloofsopvattingen, denk en wereldbeelden. Waar het 500 jaar geleden heel vanzelfsprekend was om in (de christelijke) God te geloven, is die vanzelfsprekendheid er nu niet meer; het is eerder de uitzondering. En zelfs voor een gelovige is de vanzelfsprekendheid er van af. Geloof is aangevochten, omdat we ook andere beelden over de wereld hebben geïnternaliseerd. In een post-christelijke samenleving kun je er niet meer vanuit gaan dat mensen die zonder kerk zijn opgegroeid de grammatica van het geloof nog kennen.
Tot slot het ingewikkelde begrip post-modern wat moeilijk te definiëren is; Het suggereert een beweging weg van de ‘moderniteit’, maar diverse auteurs wijzen erop dat het in allerlei opzichten juist een intensivering daarvan is (zie spreken dan ook liever van ‘laat-moderniteit’). De moderne periode staat dan voor de periode van het verlichtingsdenken, de voortuitgang, de ratio en het opbouwen van een universeel waarheidssysteem. In het post-modernisme hebben alle grote verhalen afgedaan (zo wordt het in elk geval vaak gepresenteerd); elke zogenaamde waarheid kan worden gedeconstrueerd, bevraagd, in twijfel getrokken. Echter, tegenwoordig wijzen velen erop dat dit verhaal te simpel is, en dat je post-modernisme vooral moet verstaan als een geheel aan verwante sociale verschuivingen zoals pluralisme, relativisme, consumentisme, hyper-individualiteit, en het instorten van gezag (Paas, 2011, p.14-15).
Introducerende literatuur:
- Paas, S., Vreemdelingen en priesters: Christelijke missie in een postchristelijke omgeving (Utrecht: Boekencentrum, 2015)
- Paas, S. (2011). 'Post-Christian, Post-Christendom, and Post-Modern Europe: Towards the Interaction of Missiology and the Social Sciences', in: Mission Studies, 28(1), 3–25.
- Stuart, M., ‘Post-Christendom, Post-Constantinian, Post-Christian…Does the Label Matter?’ in: International Journal for the Study of the Christian Church, Vol. 9, No. 3, August 2009, 195-208
Verder lezen:
- Vanhoozer, K. J., The Cambridge Companion to Postmodern Theology (Cambridge: Cambridge University Press, 2003)
- Taylor, C., A Secular Age (Cambridge: Belknap Press, 2007)
- Smith, J. K. A., How (Not) to be Secular: Reading Charles Taylor (Grand Rapids: Eerdmans, 2014)
- Paul, H., De slag om het hart: Over secularisatie van verlangen (Utrecht: Boekencentrum, 2017)
- Murray, S., Post-Christendom. Church and Mission in a Strange World (Milton Keynes: Paternoster, 2004)