Johannes Elias Feisser (1805-1865) - die in een verlicht-protestants klimaat opgroeide - studeerde theologie in Groningen en Leiden, waarna hij predikant werd in de Nederlandse Hervormde Kerk. Begin jaren veertig van de 19e eeuw kwam hij door puriteinse literatuur tot een persoonlijk geloofsleven en een meer calvinistische theologie. Gaandeweg legde hij steeds meer nadruk op heiliging en ontwikkelde een baptistische doopvisie. Hierdoor kwam hij steeds verder in conflict met zijn gemeente en werd hij eind 1843 afgezet als predikant. Hij kwam in contact met Duitse baptisten, en ontdekte dat de gemeente- en doopvisie die hij had ontwikkeld, daar al werd gepraktiseerd. Op 15 mei 1845 kwam Julius Köbner daar vandaan naar Gasselternijveen en doopte er Feisser en nog zes geestverwanten in het water van de veenvaart, achter de boerderij van Roelof Reiling. Dit leidde tot de stichting van de eerste gemeente van gedoopte christenen in Nederland, later baptistengemeente, met Feisser als voorganger en Reiling als diaken. Op deze pagina vindt u geschriften van en over Feisser.