Fritz Kaiser beroepen door Weense baptisten
Nieuws
12 april 2022
Jarenlang was Fritz Kaiser, voorganger van de Baptistengemeente Lelystad, een trouwe bezoeker van de Algemene Vergaderingen en andere activiteiten van de Unie. Ook zette hij zich in binnen de Selectiecommissie en bij de Vereniging van Baptistenvoorgangers, en was hij in veel gemeenten een regelmatig terugkerende spreker. Daar komt binnenkort een einde aan, want hij heeft een beroep aangenomen van de Baptistengemeente Bujattigasse in Wenen, Oostenrijk.
Hoe ben je als Oostenrijker eigenlijk in Nederland terechtgekomen?
Ik was bijna negen toen ik met mijn moeder uit Wenen naar Nederland verhuisde, eind 1980. We gingen in Hilversum wonen en sloten ons aan bij de Vrij Evangelische Gemeente. Later ben ik met Mieke getrouwd en inmiddels hebben we twee kinderen, Kristian en Vanessa. Ik ben me altijd Oostenrijker blijven voelen – in taal, in voorkeuren voor eten en drinken … In Oostenrijk liggen toch mijn roots. Het is dus bijzonder om daar nu met mijn gezin naar terug te gaan.
Kun je iets vertellen over je weg naar het voorgangerschap?
Toen ik een roeping ervoer om theologie te gaan studeren, wilde ik dat helemaal niet. God heeft mij wel een paar keer moeten roepen. Uiteindelijk ben ik aan de ETH in Veenendaal gaan studeren en vervolgens heb ik drie kerkelijke opleidingen gevolgd: eerst die van ABC Gemeenten, vervolgens die van de Vrij Evangelische Gemeenten en ten slotte bij het Baptisten Seminarium van de Unie. Vroeger in Wenen waren we baptist, maar in Hilversum was geen baptistengemeente, dus sloten we ons aan bij de Vrij Evangelische Gemeente daar. Toch heb ik me altijd sterk in de doopvisie van de baptisten kunnen vinden. Ze noemden mij in de kerk zelfs een ‘geheime baptist’, haha. Dus het was wel logisch dat ik uiteindelijk baptistenvoorganger ben geworden, dat paste het meest bij mij en bij ons.
Hoe ben je in Lelystad beland?
De eerste kennismaking was best bijzonder. Ik was op zoek naar een stagegemeente en klopte in Lelystad aan. Ze dachten zelf dat ze te klein waren voor een stagiair, maar vroegen wel of ik eens wilde komen spreken. Daarna werd ik vaker gevraagd. Er was eigenlijk meteen een klik en in 2003, toen ik mijn opleiding had afgerond, hebben ze mij beroepen als parttimevoorganger. In die periode overleed mijn moeder, zodat ik uiteindelijk pas op 1 februari 2004 ben ingezegend. Overigens werden Mieke en ik in diezelfde dienst eerst gedoopt. Omdat de volwassendoop in onze gemeente in Hilversum moeilijk lag en we dat niet op de spits wilden drijven, hadden we daarmee gewacht. Het was een heel mooi begin van onze tijd in Lelystad.
Je werd in datzelfde jaar voorganger in Emmeloord, toch?
Ja, Emmeloord kwam toen al snel in beeld – ook daar klikte het. Zij zochten ook een parttimevoorganger en qua afstand was het goed te combineren. In oktober werd ik in een gezamenlijke dienst van Emmeloord en Lelystad bevestigd. In Emmeloord ben ik tot in 2016 gebleven, daarna werden mijn uren in Lelystad uitgebreid.
Hoe kijk je terug op de afgelopen achttien jaar in die gemeenten?
Wat ik het mooiste vind van het werk in de gemeente is dat je onderweg bent met mensen en dat je bij heel bijzondere momenten in hun leven aanwezig mag zijn: bij huwelijken, in gesprekken waarin ze geloofsstappen zetten, bij doop, geboortes, ziekte en sterven. Ook de ‘gewone’ ontmoeting met mensen is waardevol: of dat nu is op een kringavond, tijdens het koffiedrinken na de dienst of op de wekelijkse inloop – door elkaars verhaal te horen, elkaar te vertellen wat de Heer voor je betekent, door te delen en te bidden ontstaat er verbinding.
Daarnaast waren er natuurlijk ook bijzondere hoogtepunten. Bijvoorbeeld een werkvakantie met een groep gemeenteleden uit Emmeloord en Lelystad in Suriname om daar de broeders en zusters praktisch te helpen. En de groep Iraanse en Afghaanse vluchtelingen die vanuit een noodopvang in Lelystad in onze gemeente kwam. Met hulp van een Farsitalige gemeente in Almere mochten we hun het Evangelie vertellen en uiteindelijk een hele groep dopen. Om op die manier mensen vanuit de duisternis naar het licht te zien gaan, dat is heel speciaal om mee te maken. Wat ik in Emmeloord heel mooi vond, was het proces van herstel tussen de beide baptistengemeenten daar. Zij hadden een scheuring meegemaakt, maar in het fusieproces van Unie en ABC gingen ze weer met elkaar in gesprek. Uiteindelijk hebben de raden van beide gemeenten in een gezamenlijke brief aan alle leden vergeving gevraagd voor wat er rondom die scheuring was gebeurd. Op dit moment doen de gemeenten samen ouderenwerk – dus juist met de generatie die destijds de meeste pijn heeft ervaren.
Je bent ook iemand die geen gelegenheid voorbij laat gaan om te preken, hè?
Dat klopt – ik ga vrijwel elke zondag ergens voor, zelfs als ik vakantie heb. Ik ben geroepen om Gods Woord te verkondigen, dus als ik de kans krijg om dat te doen, grijp ik die. Daarbij maakt het me eigenlijk niet uit voor welke kerk of organisatie ik sta. Zo heb ik in Lelystad erg genoten van de diensten in de verpleeghuizen – samen met andere kerken vullen we die om beurten in. Het is zeer waardevol om bij de wereld van die mensen aan te sluiten, liederen te kiezen die zij van vroeger kennen, troost en aanmoediging in het geloof te bieden. En ze waardeerden het dat je tijd voor ze nam, ook naderhand bij het koffiedrinken.
Je bent altijd erg betrokken geweest bij het kerkgenootschap. Waarom?
Ik denk niet dat je in je eentje kerk kunt zijn. Het is goed om elkaar te versterken en te helpen. Landelijk en internationaal denk ik bijvoorbeeld aan het opleiden van voorgangers en aan zendingswerk. Je hebt daar als lokale gemeente lang niet genoeg knowhow en capaciteit voor. Daarnaast is het mooi om van je eigen rijkdom te delen. Ik denk bijvoorbeeld aan de lesweek die ik samen met Maurits Luth in Roemenië heb verzorgd, onder Romavoorgangers.
Hetzelfde geldt trouwens op lokaal niveau: als plaatselijke gemeente kun je nooit iedereen bereiken. Ik vind het mooi om elkaar als kerken op te zoeken en de handen ineen te slaan. Niet dat je het altijd overal over eens wordt, maar je kunt van elkaar leren en dingen samen oppakken, zoals diaconaal werk of een evangelisatieactie in de stad, zoals we afgelopen Kerst nog hebben gedaan in Lelystad. Daar geniet ik erg van.
Nu ben je beroepen door de gemeente Bujattigasse in Wenen. Hoe is dat gegaan?
Al vanaf het moment dat ik theologie ging studeren, heb ik ervoor opengestaan om terug naar Oostenrijk te gaan. Na mijn studie heb ik dan ook contact opgenomen met de Oostenrijkse Baptistenunie om dat te laten weten. Sindsdien ben ik op hun uitnodiging jaarlijks naar de voorgangersconferentie gegaan en zo is het contact gegroeid.
Oostenrijk is van oorsprong een katholiek land en tot 2015 waren baptisten- en evangelische kerken er zelfs niet officieel erkend. Dat had verstrekkende gevolgen voor belastingaftrek of het kopen van het gebouw, om maar wat te noemen: zulke kerken konden geen rechtspersoon zijn. Ook werd elke groepering die niet katholiek of hervormd was al snel als sekte bestempeld. Om erkend te worden hebben de baptisten met allerlei andere evangelische kerken samengewerkt om tot het minimale aantal leden te komen. Nu is de situatie sterk verbeterd. De Baptistenunie is trouwens maar klein: 29 aangesloten gemeenten, waarvan ook een paar kleine migrantenkerken.
De gemeente waar wij naartoe gaan heeft zo’n zestig volwassen leden. Vroeger waren ze groter, maar ze hebben een paar moeilijke jaren achter de rug. De mensen die er nog zijn, zijn wel heel trouw en enthousiast. Sinds vorig jaar april zijn we al met hen in gesprek. Zij vonden het best een grote verantwoordelijkheid om iemand van zo ver weg te beroepen. Maar in de loop van de gesprekken merkten we dat we echt bij elkaar passen en dat dit Gods weg is. Daarin voelden we ons ook bevestigd toen alle leden unaniem instemden met het beroep. In januari is het rond gekomen en in juni hopen we te verhuizen. Ook de manier waarop we in korte tijd een huis vonden zien we als een bevestiging. Natuurlijk zullen we de mensen hier missen; tegelijk heb ik ook heel veel zin om in Wenen aan de slag te gaan.
Gerdien Karssen,
Communicatiemedewerker Unie-ABC