Wie is het die je zoekt?
Geschreven door Marijn Vlasblom
Iedere werkdag klinkt deze vraag door het Baptist House in Amsterdam: “Wie is het, die je zoekt?”, waarop de aanwezige collega’s, gasten en studenten steevast antwoorden met: “Wij zoeken de Heer, onze God.” Het is onderdeel van onze kleine liturgie bij de dagopening. Iets wat je na een tijdje gedachteloos en achteloos kunt opdreunen, immers: zo vergaat het veel teksten die we met grote regelmaat herhalen. Toch moet ik veel aan deze vraag denken bij het bestuderen van veel vacatures op deze website.
Als docent aan het Baptisten Seminarium vind ik het beroepsmatig (én stiekem ook hobbymatig) buitengewoon interessant om regelmatig een kijkje te nemen in onze vacaturebank, waar inmiddels een recordaantal vacatures te vinden zijn. Wat zoeken gemeenten? Welke trends zijn daarin te herkennen? Welke verwachtingen heeft men van de mensen die wij opleiden? En niet geheel onbelangrijk: Welke visies op geloof, kerk, leiderschap en voorgangerschap klinken daarin door? Kortom: Wie is het, die men zoekt?
Kijkend naar de afgelopen tien jaar vacatures, valt mij op dat er in toenemende mate sprake lijkt te zijn van instrumentalisatie van het voorgangerschap. Het gaat om “functies”, waarbij met steeds kleinere aanstellingen zoekt naar voorgangers die steeds meer moeten kunnen. Een verbinder, aansprekend spreker met pastoraal hart, midden in de maatschappij en uiteraard “in staat zijn de jongere generaties aan te spreken”. Wie de situatie van de wervende gemeenten toevallig kent, herkent daar de rol van voorganger als redder. Niet zelden blijkt het dan te gaan om een vergrijsde gemeente die haar hulp en verwachting stelt in het nieuwe, jonge talent dat de gemeente weer tot bloei zal brengen of doet terugkeren naar de gloriedagen van weleer. Oud-collega Wout Huizing deelde bij zijn afscheid eveneens een aantal rake opmerkingen hierover.
Een voorganger wordt in dit soort vacatures dan al snel een instrument van wat we vroeger gemeenteopbouw noemden. Niet zelden krimpt het voorgangerschap dan tot de rol van een managing manager: iemand die regeldingen regelt. In gesprekken met jonge voorgangers, valt vaak op dat zij naar eigen idee teveel tijd spenderen aan blussen van brandjes of het coördineren en regelen van zaken die eigenlijk niet bij hun roeping horen. Sterker nog: zelden besteden beroepingscommissies daadwerkelijk aandacht aan geloofsinhoud of het spirituele leven van de voorganger zelf. Wie is Jezus? Hoe zie jij het evangelie? Wat zie jij als grootste uitdaging voor de kerk, of aanlegstijger voor het evangelie in deze tijd? Hoe ziet jouw geestelijk leven er uit? Vragen die gewoon niet gesteld worden. Vaak tot verbijstering van de voorgangers zelf. Ook zelf heb gemerkt hoe gemakkelijk het is om als voorganger te verzanden in allerlei secundair, maar belangrijk, regelwerk, zonder toe te komen aan het eigene werk van een voorganger.
Maar wat is dat dan? Veel voorgangers wisten en weten zich in aanvang geroepen tot het dienen van een gemeenschap vanuit een intieme omgang met God, Zijn Woord en mensen. Het is geen toeval dat boeken als “The Pastor” of “Burning in my Bones” van wijlen Eugene Peterson nog altijd gretig aftrek vinden onder kerken van vele denominaties. Peterson waarschuwde in de jaren ’80 en ’90 al voor de “ver-managing” van het predikantschap en wakkerde een vuur van verzet tegen de pragmatische pastor aan. In zijn boeken voert hij een hartstochtelijk betoog voor het vrijzetten van voorgangers rondom hun kerntaken en roeping: Bidden, bijbellezen en (geestelijk) begeleiden. Als seminarium noemen we deze kerntaken: navolgen, verstaan en leiden en vormen deze een belangrijk fundament van ons onderwijsprogramma.
Eugene schrijft in ‘Dragende Delen’ een aantal indrukwekkende vragen stelt vanuit een gemeente aan een (aankomend) voorganger. Ik deel zijn schrijven graag ter suggestie aan ieder gemeentelid, elke oudste of ieder lid van een beroepingscommissie die op de uitkijk staat naar een (nieuwe) voorganger, alvorens er een ronkende vacaturetekst wordt opgesteld… Lees ‘m door, bespreek ‘m met elkaar, overweeg dit voor te lezen tijdens de bevestigingsdienst en durf die vraag te stellen: Wie is het die je zoekt?
“Wij willen dat jij ons voorleeft wat wij geloven over God, het Koninkrijk en het evangelie. Wij willen dat je erover spreekt. Wij geloven dat de Heilige Geest onder ons is en in ons woont. Wij geloven dat Gods Geest nog steeds zweeft over de chaos, de chaos van het kwaad van deze wereld, van onze zonden. Wij geloven dat Hij schept en dat Hij ons tot vernieuwde schepsels maakt. Wij geloven dat God geen toeschouwer is die beurtelings geamuseerd of gealarmeerd toekijkt bij wat er in deze wereld en in deze tijd gebeurt. Wij geloven dat Hij er deel aan heeft. Wij geloven dat alles door God gebruikt kan worden als materiaal om er een leven van aanbidding mee op te bouwen. Wij geloven het, maar zien het niet.
Net als Ezechiël, zien wij witgeblakerde beenderen onder een verzengende, Babylonische zon. Wij zien beenderen van kinderen die eens speelden en lachten. We zien beenderen van volwassenen die ooit liefhadden en plannen maakten, gelovigen die eens met twijfels naar de kerk kwamen en zondigden. Wij zien de dansers niet, we zien de geliefden niet, noch de zangers, al licht er soms wel iets van hen op. We zien beenderen. Dorre beenderen. We zien zonde en oordeel over zonde. Zo ziet het er voor ons uit. Zo zag het er uit voor Ezechiël. En zo ziet het er uit voor iedereen die ogen heeft om te zien en hersenen om te denken. Dit is wat we zien.
Maar we geloven iets anders. We geloven in het aaneenvoegen van deze beenderen, in gespierde en gecoördineerde lichamen die spreken en zingen en lachen en werken en geloven, die hun God grootmaken. Wij geloven dat het gebeurd is zoals Ezechiël erover sprak en we geloven dat het ook nu gebeurt. Wij geloven dat het in Israël gebeurde en dat het in de kerk gebeurt. Wij geloven dat we er deel aan hebben wanneer we zingen tot Zijn eer, wanneer we openstaan voor Gods woorden, wanneer we deel krijgen aan het leven van Christus en wanneer we de sacramenten ontvangen. En het belangrijkste wat er gebeurt of kan gebeuren is dat we niet langer meer gescheiden zijn maar samen worden gebracht in het Opstandingslichaam van de verrezen Heer.
Wij hebben hulp nodig om ons geloof scherp, helder en gaaf te houden. We vertrouwen onszelf niet, onze emoties verleiden ons als te gemakkelijk tot ontrouw. We weten dat er sterke invloeden van buitenaf zijn, die er op uit zijn om ons geloof en onze daden van geloof uit te hollen of te vernietigen. En we willen dat jij ons helpt: Wees onze voorganger, een dienaar van Woord en Sacrament, voor ons allemaal, juist nu we middenin deze wereld staan. Dien ons, door Woord en Sacrament, door welke fase van ons leven wij ons ook bevinden. In ons werken en spelen, in ons omgaan met onze kinderen en met onze ouders. Bij leven en sterven, wanneer we blij of bedroefd zijn, op dagen waarop de zon stralend opgaat en op grauwe en druilerige dagen. Dit is niet de enige taak die er is wanneer we het hebben over geloven, maar het is jouw taak. We vinden wel andere mensen om al die andere belangrijke en essentiële dingen te doen. Maar dit is jouw taak: het Woord en Sacrament.
Nog één ding: we willen je aanstellen in dit ambt en we willen van jou dat je belooft dat je het zult volhouden. Het gaat namelijk niet om een tijdelijke betrekking die we je aanbieden, maar om een manier van leven waarvan we de diepe overtuiging hebben dat die onder ons als gemeente geleefd moet worden. We beseffen dat het voor jou net zo’n waagstuk is als voor ons, dit geloofsavontuur. En we weten dat jouw emoties net zo grillig zullen zijn als de onze, dat jouw gedachten je ook net zo goed voor de gek kunnen houden als de onze. Daarom gaan we je ook bevestigen en daarom zullen we ook van jou vragen dat je een belofte aflegt. We weten maar al te goed dat er dagen, maanden en misschien zelfs wel jaren zullen komen, waarin we het idee hebben nergens meer in te geloven. Dan zullen we niet zitten te wachten op wat jij ons te vertellen hebt.
We weten ook dat er dagen, weken en misschien zelfs jaren zullen zijn waarin jij eigenlijk geen zin meer hebt om het tegen ons te zeggen. Doe het dan toch maar. We hebben je bevestigd als dienaar des Woords en jij hebt je belofte gegeven. Misschien zal er een dag komen dat we naar je toekomen, als commissie of kerkenraad, en dat we je vragen om heel andere dingen te doen dan we nu vragen. Beloof ons dan dat je niet toe zult geven aan wat we je dan vragen. Jij bent geen dienaar van onze veranderlijke verlangens, van onze door de tijd bepaalde ideeën of behoeften. Jij bent er niet voor onze geseculariseerde hoop op betere tijden. Met de belofte die we bij je bevestiging van je vragen, binden we je als het ware vast aan de mast van het Woord en Sacrament, zodat je geen gehoor zult geven aan de roep van de sirenes.
Natuurlijk, er is nog heel veel te doen in de wereld om ons heen. En een aantal dingen zullen we ook zeker gaan doen. Maar als we de basis waarop we werken kwijtraken, als we de fundamentele realiteit van God, het Koninkrijk, het evangelie uit het oog verliezen, dan leven we uiteindelijk een fantasieleventje zonder waarde. Jouw opdracht is om het verhaal waar alles om draait te blijven vertellen, om de aanwezigheid van de Heilige Geest te representeren, om ons nadrukkelijk te wijzen op Gods prioriteiten en om Bijbelse woorden te blijven spreken over geboden, beloften en uitnodiging.”
Het citaat is met toestemming van de uitgever overgenomen uit Dragende Delen, © Ekklesia