Het is woensdagochtend 24 januari 2018, iets over half elf. Mijn denken over bidden staat op het punt voorgoed te veranderen. Enkele minuten daarvoor herinnert de bel in het Baptist House alle aanwezigen aan het gebedsmoment.
Sinds de start van het Baptist House in 2014 is deze traditie gezamenlijk vormgegeven met de collega’s van het IBTSC. We werken met een vaste liturgie, waardoor het moment na verloop van tijd ook een voorspelbaar karakter krijgt. Zoals alles wat traditie wordt, merk ik bij mijzelf dat de automatische piloot inmiddels als vanzelfsprekend is ingetreden. Het witte blaadje met prachtige woorden kan ik inmiddels van voor tot achter dromen.
Maar vandaag is er iets anders. Het internationale seminarium heeft een studieweek georganiseerd, waardoor we niet met de handvol medewerkers, maar met zeker vijftig theologen, voorgangers, promovendi en masterstudenten van allerlei verschillende nationaliteiten in een kring staan. Eén van hun studenten zal vandaag het moment leiden. Hij volgt keurig de liturgie, maar vraagt bij het gebedsmoment specifiek om 'prayers of lament'; letterlijk 'weeklacht'. Hij wijdt er enkele zinnen aan, en de gebedsvloer is geopend. Het blijft eerst even stil. Tot iemand uit Schotland de stilte doorbreekt: “Heer, waarom krijgen jonge mensen kanker?” Hij wordt opgevolgd door een dame uit de Verenigde Staten: “Waarom worden zoveel kinderen uitgebuit en misbruikt, en staan we zo machteloos?” Iemand uit het voormalig Oostblok klaagt: “Waarom is er zoveel corruptie in onze landen, en kunnen we daar als kerken zo weinig aan doen?” Zo gaat het nog minutenlang door. Ik sta aan de grond genageld. Kippenvel. Waarom? Omdat het lijden in de wereld voor Gods troon wordt gelegd. Omdat we God niet in onze eigen woorden vragen of vertellen wat hij moet doen. Omdat we blijkbaar ondanks onze culturele verschillen met elkaar nu de overtuiging delen dat God pijn en verdriet opmerkt en weegt in zijn hand (Psalm 10).
Ineens realiseer ik me dat ik omringt ben door theologen “van statuur”, mensen die jarenlang theologie hebben gestudeerd op het hoogste niveau. Ondanks de plechtige gebeden die ze ongetwijfeld ook kunnen formuleren, geven we hier woorden aan wanhoop. Het was, zoals collega Stuart McBlythe later omschreef: “fiercely raw”. Waar alle mooie, zorgvuldige formuleringen wegvielen, ontstond het meest intense, rauwe groepsgebed dat ik tot nu toe heb meegemaakt. En God was er bij.
Marijn Vlasblom werkt als conrector onderwijs bij het Baptisten Seminarium, als parttime voorganger in Baptistengemeente Ede Op Doortocht en als zelfstandig ondernemer in digitale media. Is fanatiek onweerfotograaf, gek van alles met vier wielen en spreekt regelmatig in baptisten- en evangelische gemeenten.